Gisteren organiseerde de Vereniging Hogescholen een debat over de vraag of het Nederlandse stelsel van hoger onderwijs wel toekomst-proof is. De Vlaming Dirk van Damme, verantwoordelijk voor de jaarlijkse vergelijking van de onderwijsprestaties van rijke industrielanden (OESO), heeft daar zijn twijfels bij.
Onvermogen
Een van de zwakke punten van het Nederlandse hoger onderwijs is volgens Van Damme de lage studentenparticipatie in het bestuur. De Maagdenhuisbezetting van dit voorjaar maakte dat manco in zijn ogen pijnlijk duidelijk, net als ‘het onvermogen van de bestuurlijke elite om die gebeurtenissen goed te begrijpen en te duiden’.
‘Studentenparticipatie is geen relict van de halfzachte, anarchistische jaren zestig’, benadrukte hij, ‘maar een wezenskenmerk van goed bestuur.’ Studenten moeten in zijn ogen niet worden gezien als klanten, maar als ‘actoren, die het hoger onderwijs samen met docenten maken.’
Draagvlak
In het debat dat op Van Dammes inleiding volgde, zei voorzitter Thom de Graaf van de Vereniging Hogescholen dat er moet worden gekeken hoe de invloed van studenten op het bestuur zo goed mogelijk kan worden geregeld. Het staat instellingen nu al vrij om de medezeggenschap meer macht te geven. Maar de D66-senator wil in elk geval niet terug naar de tijd van vóór 1995, toen studenten en docenten veel meer te zeggen hadden.
Ook voorzitter Karl Dittrich van universiteitenvereniging VSNU zei te begrijpen ‘dat meer participatie in het bestuur het draagvlak en de legitimatie van het bestuur versterkt’. Een eventuele wetswijziging zou wat hem betreft moeten volgen op een cultuurverandering.
Betrekken
LSVb-voorzitter Stefan Wirken wierp tegen dat het een het ander niet uitsluit. Hij betreurt het dat er in de binnenkort te behandelen Wet versterking bestuurskracht zo weinig vernieuwing zit. Studenten krijgen als het aan onderwijsminister Bussemaker ligt geen zitting in benoemingscommissies. ‘Ik ga niet zover als de SP die wil dat er vrije verkiezingen komen voor het bestuur, maar betrek studenten er wel meer bij.’
Dittrich steunde dat: ‘Ik vind het eigenlijk vanzelfsprekend dat medezeggenschapsraden betrokken zijn bij de benoeming van bestuurders. Het verbaast me soms dat er zo terughoudend op wordt gereageerd.’