Oppervlakkig gezien zou je verwachten dat het salaris van docenten, de goed betaalde professionals, die aan een universiteit toch die kerntaak vervullen, het grootste deel van het onderwijsbudget opslurpt. Toch is dat niet zo: minder dan 30% van het onderwijsbudget is bestemd voor docenten.
Ik reken het even voor, het ITC buiten beschouwing latend.
Komend jaar komt er 86 miljoen euro aan rijksbijdrage en collegegelden voor het UT-onderwijs binnen. En dan begint het grote afromen:
* Eerst wordt de centrale overhead (volgens het college een kleine 19%) in mindering gebracht.
* Natuurlijk moeten ook eerst alle andere onderwijs gerelateerde kosten er vanaf afgetrokken worden: de centrale onderwijsondersteuning, de collegezalen, de centrale stimuleringsmiddelen en een hele reeks specifieke budgetten, waarvan het college vindt dat deze prioriteit verdienen. 1.5 miljoen extra voor 30 University College studenten? Geen probleem! Uiteindelijk blijft er minder dan de helft, 42 miljoen, voor het onderwijs in de faculteiten over.
* Maar vervolgens moet binnen de faculteit natuurlijk ook de overhead betaald worden en ook de kosten van het legertje onderwijsondersteuners, -coördinatoren en –directeuren, etc. Dat kost tussen 30 en 45% van het budget, zeg, gemiddeld 35%.
We zitten nu op M€ 28 (33% van de onderwijsmiddelen).
* Helaas moet de leerstoel ook nog een duit in het zakje doen: huisvesting, ICT en de secretaresse moeten ook betaald worden (-20%). Resteert circa 22 miljoen Euro om onze gewaardeerde docenten te betalen, ofwel een kwart (26%) van het beschikbare onderwijsbudget.
Het gaat me niet zo zeer om deze precieze bedragen en percentages: er zal ongetwijfeld tegengeworpen worden, dat alle middelen wel aan onderwijs besteed worden, dat goede ondersteuning en management ook nodig is en dat stimuleringsmiddelen ook naar de docenten gaan. Het gaat me veeleer om het beeld en het achterliggende mechanisme: het reguliere onderwijs zelf is feitelijk een sluitpost op de begroting, die de laagste bestuurlijke prioriteit heeft. Taakverzwaring, stress en het gevoel van onderwaardering, ook in carrièremogelijkheden, zijn de onontkoombare gevolgen.
Kan het anders?
Nee, het moet anders! Behalve een andere methodiek is wijziging binnen de bestaande methodiek mogelijk: met een stofkam alle budgetten doorlopen en, met het belang van het gros van het onderwijs voor ogen, alles schrappen waar geen structurele noodzaak voor is.
Ik geef nog twee voorbeelden waaruit blijkt dat het anders kan, maar dat het niet zal gebeuren als het aan de huidige bestuurders ligt.
1. Sinds jaar en dag wordt de centrale overhead (de gememoreerde ‘prachtige 19%’) alleen toegerekend aan de eerste geldstroom inkomsten, of eigenlijk, aan alle geldstromen van de onderwijsinkomsten, maar niet aan de tweede en derde geldstroom onderzoekinkomsten. De afgelopen 20 jaar zijn, onder meer door overheveling van onderzoekbudget van universiteiten (1ste geldstroom) naar NWO (2de geldstroom), die verhoudingen behoorlijk veranderd. Toerekenen van overhead aan alle geldstromen, hetgeen alleszins redelijk is, zou zo maar 20% meer geld voor docenten beschikbaar maken. Mooi en nodig, toch? Het college vindt soelaas bieden aan docenten echter niet opportuun: de problemen in de onderzoekbekostiging worden belangrijker geacht.
2. Het college heeft er verstandig aan gedaan om de renteswaps vorig jaar af te kopen zodat nu er ongeveer per jaar 3 miljoen extra te besteden is. Waar eerder de toegenomen huisvestingslasten (incl. de rente op vastgoedleningen) vanzelfsprekend aan het primaire proces in rekening werd gebracht, gebeurt het omgekeerde niet, nu het geld weer vrijkomt: het college wil het ‘prioritair’ besteden aan het binnenhalen van meer internationale masters en promovendi. Met andere woorden: ‘Laat die docenten maar klagen’.
Ik wil graag een deal voor het komend jaar voorstellen: laat die eerlijke toedeling van overhead maar even zitten, maar voeg die beschikbare extra 3 miljoen van de renteswaps maar vast toe aan de te verdelen onderwijsmiddelen. Het college heeft bij monde van de VSNU al laten weten dat meer geld voor onderwijs en meer lucht voor docenten absolute prioriteit verdient. Misschien wordt met dit verhaal duidelijk dat ook studenten in de URaad ‘boter bij de vis’ dienen te eisen. Het instrument, instemming op de hoofdlijnen van de begroting, is hen door de minister aangereikt.
Dick Meijer,
UR-lid PvdUT