‘De dag van welke je wist dat die er zou komen.’ Het is de primaire reactie van Wander Kenter, lid van de faculteitsraad en Manager Business Partnerships & Business Development bij het TechMed Centre. De e-mail die het faculteitsbestuur op 6 september stuurde maakte indruk, maar kwam niet als donderslag bij heldere hemel voor Kenter. ‘Het is niet leuk, zeker voor de collega’s die door de eerdere maatregelen al wisten dat ze bijvoorbeeld geen contractverlening krijgen. Maar we weten nu dat het veel meer van ons gaat raken, en dat is voor niemand leuk.’
‘Geen verrassing’
De mail maakte een soortgelijke indruk op adjunct-hoogleraar Saskia Lindhoud, hoogleraar David Fernandez Rivas en Sebastiaan Waanders, hoofd TechMed Infra. ‘Natuurlijk is dit slecht nieuws. Maar als je een beetje goed in de organisatie zit, kan dit niet als een verrassing zijn gekomen’, aldus Waanders. ‘Binnen ons departement was het geen verrassing dat een formele reorganisatie werd aangekondigd, dit zagen we al lange tijd aankomen. Eigenlijk werd dit al aangekondigd tijdens een sessie in juli’, zegt Lindhoud.
Fernandez Rivas ziet twee ontwikkelingen samenvallen. ‘De UT had even tijd nodig om te herstructureren en de transparantie van haar financiën te vergroten. Aan de andere kant verhogen de nieuwe regeringsplannen de druk, gezien de implicaties voor individuen en de verschillende eenheden.’
‘Cynisme en soms paniek’
Bij een sessie op 24 september wil het faculteitsbestuur meer duidelijkheid verschaffen over de grootte van de reorganisatie en hoe die uitgevoerd moet worden. Of er op de werkvloer al op een en ander geanticipeerd wordt? ‘Als team hebben we de afgelopen tijd goed gekeken naar de ‘need to have’s’ versus de ‘nice to have’s’. Welke maatregelen kunnen we nemen om kosten te reduceren, werkdruk te beheersen en tóch onze kerntaak goed te kunnen blijven uitvoeren?’, aldus Waanders. Hij zegt ook dat verwachtingsmanagement een rol speelt in deze financieel zware tijden. ‘Maatregelen hebben consequenties, en soms betekent dat voor ons dat de kwaliteit van onze dienstverlening terugloopt. Dat gaat ons aan het hart, maar we zijn er wel duidelijk over naar onze eindgebruikers.’
‘Ik merk dat ik heel graag de schouders eronder wil zetten. Bijvoorbeeld door te zorgen dat we meer externe financiering ophalen met subsidies en bedrijven’, zegt Kenter. Toch ziet hij ook een andere teneur om zich heen. ‘Ik zie dat cynisme en soms paniek in de organisatie sluipt. Allemaal hele begrijpelijke reacties en emoties, maar ik ben een aanpakker dus daar heb ik minder last van. Ik hoop vooral dat er snel scherpe keuzes worden gemaakt; wat gaan we wél doen en wat níet meer. Zodat we weer kunnen investeren en groeien op de thema’s die belangrijk voor ons zijn als faculteit en universiteit.’
‘Visie nodig’
Maar welke thema’s belangrijk zijn en of daar voldoende visie voor is, dat vraagt Lindhoud zich hardop af. ‘Als mensen waardeer ik ons faculteitsbestuur zeer, als bestuurders had ik meer van ze verwacht. Op faculteitsniveau is een visie op onderzoek en onderwijs erg belangrijk. De sectorplangelden boden een enorme kans om een sterke visie te formuleren en het personeelsbeleid daarop af te stemmen, zowel op het gebied van onderzoek, maar met name ook op van onderwijs. Wij leiden de mensen op die ervoor moeten zorgen dat we de Parijsakkoorden gaan halen. Hiervoor is een visie nodig. Tijdens de inloopbijeenkomst van 16 juli noemde decaan dat er bepaald moet worden ‘what is nice to have and what is essential to have’. Hoe kan je dit zonder visie doen?’
Persoonlijke drama’s
Lindhoud anticipeert op een reorganisatie die samenvalt met departementsvorming binnen de faculteit. ‘Een zeer ongewenst scenario zou zijn dat de nieuwe departementsbesturen de taak krijgen om op departementsniveau de reorganisatie uit te voeren. Ik vind dit de taak van het faculteitsbestuur. Het departementsbestuur heeft als taak om de sfeer zo goed mogelijk te houden, de sociale veiligheid te waarborgen en belangen van de medewerkers in het departement te behartigen. Hoe deze reorganisatie ook ingestoken gaat worden, uiteindelijk zullen het allemaal persoonlijke drama’s zijn. Daar maak ik me zorgen om.’
Waanders zegt begrip te hebben voor de route die TNW nu kiest. ‘Maar ik hoop dat we als UT keuzes durven maken waarmee we niet het kind met het badwater wegspoelen. Neem de situatie rondom studentassistenten: die bezuiniging lijkt primair financieel gedreven, maar raakt echt aan het DNA van de UT: samen met onze studenten werken om de organisatie draaiende te houden. Onze studentmedewerkers zijn echt ons visitekaartje. Dat mogen we niet zomaar opgeven omdat het nou eenmaal de ‘gemakkelijkste’ bezuiniging is. Op papier dan…’
‘Gaan het niet redden met kaasschaven’
Welke weg voorwaarts zien ze? Fernandez Rivas toont zich optimistisch. ‘Ik heb er alle vertrouwen in dat we samen uit deze situatie kunnen komen. In de technische context hoeft het vinden van inefficiënties in een systeem of het balanceren van personeel van sommige functies naar andere niet pijnlijk te zijn.’ Waanders ziet het minder rooskleurig in. ‘Het gaat echt pijn doen, het raakt aan mensen, maar we gaan het niet redden met kaasschaven. We komen hier echt niet sterker uit, maar we kunnen wel kijken waar we de boel beter kunnen organiseren en regelen.’
‘Het is duidelijk dat er iets moet gebeuren’, zegt Lindhoud. ‘Ik hoop de juiste, goed beargumenteerde keuzes gemaakt zullen worden, zodat we er op de lange termijn sterker uitkomen. Dit is belangrijk voor TNW, de UT, maar ook zeker voor de regio.’
En juist die regio moet opgezocht worden, vindt Fernandez Rivas. ‘Als andere burgers buiten de academische 'bubbel' voldoende informatie en voorbeelden zouden hebben over het geweldige werk dat we doen, zouden ze zich bij ons aansluiten in de zoektocht om de noodzaak van het budget te verdedigen. Dat budget is nodig om onderwijs te geven, onderzoek te doen en onze wetenschappelijke kennis te valoriseren met excellentie van wereldklasse. We moeten zorgen voor de mensen die we op de UT hebben; het kostte jaren van inspanning en economische middelen om de prachtige universiteit die we hebben op te bouwen.’
Toch, dat er klappen gaan vallen, zoveel is nu wel duidelijk, besluit Kenter. ‘Tenzij we nog een leuk legaat van een paar miljoen van wat steenrijke alumni tegenkomen, denk ik dat dit de enige weg voorwaarts is.’